Rund um hause, rondjes rond de kerk en kiosk (column Thieu Vlemmix)

Foto: Thieu Vlemmix

Columnist Thieu Vlemmix heeft even de buik vol van corona en gaat terug naar een onbekommerde tijd.

Als er vroeger zo rond de vakantietijd gevraagd werd waar je naartoe ging, dan luidde het antwoord dikwijls: ‘rund um hause’. Thuisblijven dus. Bij deze laat ik u weten dat mijn vakantie niet ‘rund um hause’ geboekt was, maar ‘auch nicht viel weiter’. Preciezer? Niet ver over de Duitse grens: Sauerland. Uit het woord ‘was’, begrijpt u al dat het er niet van kwam. Corona gooide de schema’s in de war. Tot tweemaal toe werd mijn vakantiereis door Kras geschrapt. Dus toch ‘rund um hause’ gebleven. Van corona de buik vol, dan in deze column maar even een mijmering over een soort van vakantiegevoel. Terug naar een onbekommerde tijd.

Vakantie riekt voor mij eigenlijk helemaal niet naar Duitsland. Veel meer naar Frankrijk, met name z’n Tour de France. Dat gevoel is ontstaan rond het midden van de jaren vijftig en nooit meer uit mijn aandachtsveld verdwenen.

Huize Vlemmix

Links onder, het ‘werkkamertje’

Het begint met het werkkamertje waar mijn zuster Riek linnen stopt voor textielweverij de Groof, uit het qua bedrijvigheid in die tijd roemruchte Meerveldhoven. In juli staat de radio er steevast afgestemd op het wielerspektakel in Frankrijk. Later op de avond de opgesmukte nabeschouwing van Jan Cottaar vanuit Pau, Luchon, Bayonne, of een ander gat diep in de Alpen. Op de kale muur worden fanatiek de standen en ranglijsten gekladderd. ‘Later maar een behang erover’, zo is het achteloze idee. Mijn achteloze idee, althans.

Die twee van Adams

Ons Riek en mijn oudste zuster Mia zijn (ook) wielergek. Die indruk geven ze tenminste. Weet deze prille tiener veel!

Op zondag regionale wielerwedstrijden bezoeken voor amateurs, de bekende rondjes rond de kerk. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar de fietsende gebroeders Adams uit Meerveldhoven, waarmee ze bevriend zijn. Op de een of de andere manier voel ik me dan een soort van derde wiel aan de fiets. Later stijgt de twijfel of hun belangstelling nou echt de koers geldt. Of misschien toch meer die jongens van Adams? Wellicht vraagt u nu: ‘en… hoe loopt het af’? Laten we daar niet al te romantisch over doen. Voor beide ‘bezigheden’ is de belangstelling van mijn zusters rap verdwenen. Of dat vooral komt omdat ze geen prijswinnaars zijn, die twee? Dat weet ik niet. Maar wel dat er andere jongemannen in beeld komen, meer uit de boerenhoek. Mijn zusters zijn tenslotte boerendochters. Voor mijzelf is echter de kiem voor het volgen en bezoeken van wielerwedstrijden gelegd.

Truus met circusact

Met de fiets gebeurt er in die tijd nóg iets bijzonders. Mijn jongste zuster Truus heeft haar vijfde verjaardag nog maar net gevierd en is ook nog eens klein van stuk (maar ‘haar daden benne groot’), als ze het op een dag presteert om op een volwassen herenfiets, moeiteloos rondjes rond de Zeelster kiosk te fietsen.

Truus

Truus en de kasseien rond de Zeelster kiosk, met als achtergrond historische panden van Van Santvoort bijna 70 jaar na dato, zelfde rondje, andere fiets (e-bike)

Ze kan daarbij niet eens over het stuur heen kijken en trapt met één been onder de stang door. Een staaltje acrobatiek dat je veel eerder bij het circus verwacht. Dorpsbewoners vergapen hun verstand bij het zien van dat spektakel en vertellen er ons later vol verbazing over. Het verhaal imponeert tot op heden, bijna zeventig jaar na dato en lokt ons terug naar de plaats delict (zie foto).

Geen cross

Ikzelf heb met buurjongen Jos van Mol nog eens willen deelnemen aan een open fietscross in Veldhoven. Dat mislukt. Tijdens het oefenen de zaterdag ervoor bij ons in de straat, om precies te zijn op ‘dun tip’ bij Cuylits en schuin tegenover, het pèike bij Trineke, begeeft mijn crossfiets het bij ‘t nemen van de sloot. Reparatie niet meer mogelijk. De teleurstelling is hevig en duurt weken. Daarna nooit meer gecrost. Ik ben het eens met de opvatting: ‘als ster word je geboren, zelden gemaakt’. De conclusie? Het zit er gewoon bij mij niet in. Maar de fascinatie voor het fietslabeur blijft, zelfs na die brute tegenslag. Groot is mijn bewondering dan ook voor mannen als Mathieu van der Poel en Wout van Aert. De klasse zit bij hen in de genen, maar hun instelling en Spartaanse training maakte hen pas tot sterren.

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen