Hoe zou het toch met mijn ouwe getrouwe atletiekvereniging GVAC zijn? Dat vroeg ik me onlangs napeinzend af, net na een vluchtige groet op afstand in het City Centrum richting voorzitter Ger Raijmakers van de Groot Veldhovense Atletiek Club.
GVAC is één van de diverse verenigingen waar ik in mijn actieve sportloopbaan eens lid van was. En ik moet zeggen, één van de aller sympathiekste, misschien wel ‘de’. Hoe zou het ze vergaan in deze verwoestende coronacrisis?
Qua voorgeschiedenis moet u weten dat mij ‘destijds’ door de huisdokter, vanwege rugproblemen en aan de kuitspieren, sporten als deze werd ontraden. Maar op het moment dat ik definitief met voetballen stop – en eigenlijk al eeuwen ervoor – staat voor mij vast: ik moet en zal het een keer proberen, lange afstanden lopen. In de militaire diensttijd is al gebleken dat ik daar behoorlijk aanleg voor heb. Bovendien heeft die sport en hebben met name de marathons altijd al een grote aantrekkingskracht op me gehad.
Als ik mijn rug- en kuitproblematiek in relatie tot mijn voornemen om te gaan hardlopen aan de huisdokter voorleg, is zijn reactie niet ontbloot van enig sarcasme: ‘Wil je zo vlug mogelijk de rolstoel in? Ja, dan moet je het zeker doen’. Ik heb dan een goeie dokter (Bolsius) en volg normaal gesproken zijn wijze adviezen op, als zijnde een Goddelijk gebod. Maar dit keer krijgt het eigenwijze deel van mijn karakter de overhand. Niet echter, zonder eerst een sportarts te bezoeken. Deze blijkt een onverwachte bondgenoot. ‘Gewoon doen’, zijn de klanken die als muziek mijn oren bereiken. Wel volgt het advies om me voor het schoeisel bij een bekende Belgische specialist te melden.
De week erop sta ik bij GVAC klaar voor de eerste training en tref een buitengewoon sympathieke leermeester: Theo van Diessen. En wat gebeurt er? Ik krijg het wonderwel niet erger in mijn rug. Maar aan de achillespezen des te meer. Daar weten ze in de atletiek wel raad mee. Nog maar eens de Belgische grens over, snel naar een specialist voor aangepaste sportschoenen in België. Kort samengevat: na ongeveer een jaar valt er redelijk stabiel te trainen. Mijn doel was om – ik ben dan intussen de 60 jaar gepasseerd – de halve marathon beneden de 1 uur en 40 minuten te lopen. Voor die leeftijd is een tijd van ergens in de 1 uur 30 een heel behoorlijke prestatie. Dan ben je de grens overgestoken waarmee je ‘erbij hoort’, bij de echte lopers.
Navolgend, een stukje uit het verhaal dat ik dan voor het clubblad ‘De Korziaan’ schrijf.
Mij heeft, tien kilo’s te zwaar en nog diep in de put met al mijn blessures, het quasi opbeurende mailtje van trainer Theo van Diessen bereikt, waarmee hij me haarscherp zet. Theo: “Ik zie mensen hardlopen met kunstbenen, houten poten, met één arm of been, blinden, etc. Ik zie ze er op de Olympische Spelen voor gehandicapten grote prestaties mee leveren. Dus Thieu, er moet toch ook voor jou een manier zijn om – met de nodige aanpassingen – te blijven hardlopen”. U kunt zich voorstellen dat een mens, deze mens, daarvan opknapt.
Enkele maanden later… tijdens de halve marathon van Eindhoven, ergens onderweg. “Je loopt al kilometers lang een gemiddelde van 14 km/u”, zo klinkt het schreeuwend in mijn oor. Het gebrul van mijn fietsende begeleidster haalt me plotseling uit mijn lethargie. Van de weeromstuit schiet het gehoorapparaat uit mijn rechteroor, ik vang het nog maar net op alvorens het in een waterplas belandt en merk tegelijk dat intussen het rug korset bijna tot aan mijn kruis afzakt. Ik trap op de rem. Bij de finish een bevredigend resultaat voor mijn eerste echte halve marathon: een hoge 1.40-er.
Zomaar uit de holster wat namen van toen: Frank Bartelink, Noud Gepkens, trainer Theo van Diessen (met veel dank). Lau Liefting, Kees Jan Koeling, Piet van Gestel zaliger, Peter Damen, Dick Blanken, Hannie en Gerard van Ravesteijn, Ger Raijmakers, etc…
Training met Gerard van Ravesteijn….
Naschrift: Later is het me tenslotte gelukt om tweemaal om onder de 1 uur en 40 minuten te duiken. Maar steeds erger wordende blessures maken een eind aan wat ik nooit had willen missen, het afzien als hardloper, het verlies van honderden liters zweet, de vele gelukzalige momenten na afloop van een wedstrijd of training, collegialiteit in plaats van concurrentie, het elkaar er doorheen slepen in het sublieme decor van de prachtige Kempisch bossen en velden. Dank aan die geweldige club en zijn sympathieke leden.